Hoe verloopt cognitieve ontwikkeling kinderen 0 – 2 jaar?
Welke mijlpalen zijn te onderscheiden in de cognitieve ontwikkeling van baby’s en dreumesen? In onderstaand schema zijn vaardigheden beschreven en op welke leeftijd deze vaardigheden gemiddeld door kinderen beheerst worden. Wij raden het boek Kind in ontwikkeling van A.C. Bilo aan als je verder wilt lezen over de mijlpalen binnen de cognitieve ontwikkeling van kinderen.
Boekentips (cognitieve) ontwikkeling kinderen:
- Kind in ontwikkeling, A.C. Bilo
- Ontwikkeling in vogelvlucht, M. Delfos
- Ontwikkelingspsychologie, R. S. Feldman
- Mensenkinderen, S. Pont
- Het babybrein, S. Hunnius
- Bijdehante baby’s en pittige peuters, L. van der Poel- De Schipper
- Het hele brein, het hele kind, D. J. Siegel
- De lastige kleuter, B. van der Grift
- Prachtig lastig, C. van Wensen
- Primaire reflexen, M. Mulder
Mijlpalen cognitieve ontwikkeling baby en dreumes
Leeftijd | Vaardigheden |
0 – 1maand | – Baby heeft met name ongecoördineerde reflexen (zuigen aan de borst, sabbelen, slaan met armpjes) en reageert enkel nog instinctief op gebeurtenissen in de omgeving. – Baby verkent de omgeving met beperkte motorische vaardigheden (hoofd draaien en sabbelen). |
1- 4maanden | – Baby herhaalt bepaald gedrag van het lichaam, toevallig ontdekt en vaak ingegeven door een basisbehoefte (primaire circulaire reactie).– Baby kan al op een simpele manier het gedrag aan passen aan de omgeving. Hij sabbelt bijvoorbeeld op een andere manier aan een tepel dan aan een speen of vinger. – Baby kan al een beetje anticiperen op bepaalde gebeurtenissen. Een hongerige baby stopt bijvoorbeeld met huilen als de moeder de kamer binnenkomt. – Baby kan gezichtuitdrukkingen van ouders imiteren. Zelfs na 24 uur is hij nog in staat een uitdrukking te reproduceren!- Baby gaat experimenteren en kan vanaf de derde maand vrolijk kraaien en teruglachen als reactie op de ouder. Ook begint de baby nu klanken na te doen. – Baby kan de omgeving met al wat beter ontwikkelde motorische vaardigheden verkennen (schoppen, reiken en grijpen). Nog wel matig gecoördineerd. |
4 – 8maanden | – De aandacht van baby voor de omgeving wordt steeds groter, de wereld wordt letterlijk vergroot doordat baby nu kan zitten en begint te kruipen. – Door een toename van de coördinatie van de zintuigen van de baby, kan hij beter grijpen en objecten manipuleren (hanteren) en wil hij graag van alles uit de omgeving vastpakken. – Baby herhaalt interessante gebeurtenissen in de omgeving die per toeval ontstaan zijn door het eigen gedrag (secundaire circulaire reactie). Bijvoorbeeld een mobiel boven de wieg die fantastisch mooi gaat zwaaien, wanneer de baby hier toevallig tegen aan trapt met de beentjes. De baby herkent dat zijn eigen gedrag effect heeft op de buitenwereld. Baby begint te ontdekken dat als hij zelf lacht deverzorgers terug lachen. – Baby begint spelletjes zoals ‘Kiekeboe’ fascinerend te vinden, maar is meestal nog niet in staat zelf te participeren. |
8 – 12maanden | – Baby kan nu meer doelbewust handelen en lokt steeds bewuster nieuwe effecten uit. Baby kan nu bijvoorbeeld een dop van zijn fles halen, omdat hij weet dat hij dan pas kan drinken (uiteraard moet de motoriek dit ook toelaten). – Baby kan steeds beter anticiperen op bepaalde gebeurtenissen. Bijvoorbeeld bewust de armpjes omhoog doen en huilen als hij merkt dat de moeder haar jas aantrekt om te vertrekken. – Ook raakt de baby steeds meer geïnteresseerd in het observeren van anderen en vervolgens na te doen. Bijvoorbeeld het ook willen roeren met een lepel aan tafel en het duwen van een autospeelgoedje. – Baby heeft een beter besef van objectpermanentie (een voorwerp blijft bestaan, ook al is het uit het zicht). Dit kan getest worden door een baby een interessant voorwerp te laten zien en vervolgens dit onderwerp onder de hand of onder een doek te verstoppen. De baby is nu in staat om het voorwerp terug te vinden door het doek of de hand weg te trekken en het voorwerp te pakken! – Wel heeft een baby van deze leeftijd nog de neiging om voorwerpen te zoeken op de plek waar ze als eerste zijn gevonden en heeft moeite om het voorwerp te vinden op de plek waar ze als laatste zijn verstopt. Piaget noemde dit de A-not-B search error. Dit kan getest worden door de baby een interessant voorwerp te laten zien, dit een aantal keer te verstoppen op plek A (onder een doek) en op een gegeven moment het te verstoppen op plek B (onder een andere doek op 20 centimeter afstand). De baby zal onder doek A naar het voorwerp zoeken. – Baby is in staat om simpele problemen op te lossen, als die overeenkomen met problemen die hij al eerder is tegenkomen en toen heeft opgelost. |
12 – 18 maanden | – De dreumes gaat experimenteren en variëren met zijn gedrag en acties om op die manier nieuwe ervaringen op te doen. Bijvoorbeeld op verschillende manieren objecten laten vallen; hard, zacht, via het tafelblad etc. – De dreumes leert door het variëren van zijn gedrag steeds beter problemen op te lossen. Door te experimenteren (draaien en keren) met een blokje van een bepaalde vorm, is hij in staat het blokje in het daarvoor bestemde gat te stoppen. Ook kan hij met een stok een stukje speelgoed wat buiten het bereik ligt naar zich toe halen. – De dreumes heeft nu een nog beter besef van objectpermanentie (een voorwerp blijft bestaan, ook al is het uit het zicht). Hij zoekt nu niet meer alleen naar een voorwerp op de plek waar deze als laatste is verstopt (A), maar zoeken verder op andere plekken als het voorwerp niet op plek A wordt gevonden (A-B search). – De dreumes kan steeds beter gedrag van andere kopiëren en onthouden en op een later tijdstip reproduceren. Voorbeeld hiervan is het trekken van gekke gezichten, maar ook blokjes stapelen en het krabbelen/ tekenen op papier (deferred imitation). |
18 maanden – 2 jaar | -De dreumes kan nu voorwerpen vinden die uit het zicht zijn gehaald. Bijvoorbeeld een voorwerp niet alleen verstoppen onder een doek, maar ook nog eens in een doosje onder het doek. – De dreumes hoeft nu minder te experimenteren met zijn gedrag om bepaalde problemen te kunnen oplossen. Dit komt omdat hij al beter in staat is van te voren een voorstelling in het hoofd van een object of gebeurtenis te genereren (mentale representatie). – De dreumes gaat alledaags gedrag van ouders en vriendjes na doen tijdens het spelen. Dit wordt ook wel ‘doen alsof spel’ (‘make believe play’) genoemd. – De dreumes kan nu niet alleen op juiste wijze het gedrag van een ouder imiteren, maar is zelfs in staat een actie na te bootsen die niet volledig voltooid is. Bijvoorbeeld een ouder die probeert een fotolijstje rechtop te zetten, maar in de haast valt het lijstje toch weer om. Een moment later zet het kind het fotolijstje rechtop. |