Ontwikkelingsfase spraak- en taal: Vocaal spel
In de prelinguale periode van het vocaal spel produceren baby’s dikwijls geluiden wanneer zij alleen bezig zijn in de box, of wakker liggen in het eigen bedje. Volwassenen spelen uiteraard graag in op het sociaal spel van hun baby. De baby verkent in deze fase nog meer zijn omgeving en kan nu naast menselijke gezichten ook geïntrigeerd raken door voorwerpen die zich in het gezicht- of tastbereik bevinden. Voorwerpen worden bekeken, betast, in de mond gestoken en ook de eigen lichaamsdelen worden intensief verkend en onderzocht.
Tijdens deze verkenningstochten maakt het kind veelal allerlei geluiden, maar is vooral in de ban van het eigen ‘spel’ en dus met name egocentrisch bezig. Doordat de ouders zien waar het kind geconcentreerd mee bezig is en over dat voorwerp tegen het kind gaan praten, ontstaat gezamenlijke aandacht, ook wel joint attention genoemd. Op deze manier ontstaat vocale communicatie, die in eerste instantie gestart wordt door de ouder. Aan het einde van de vierde maand neemt de wederkerigheid in de communicatie toe en kan de baby door zijn blik op iets te richten, ook zelf (soms ongewild) een interactie initiëren.
Boekentips taalontwikkeling kinderen:
- Taalontwikkeling van het kind, A. Schaerlaekens
- Liefde voor letters en lezen, H. van den Berg
- Al pratend wijs!, E. Bogers
- Taalontwikkeling en taalstimulering kinderen, S. Goorhuis-Brouwer
- Leren praten met plezier, E. Weitzman
- Praten doe je met zijn tweeën, E. Weitzman
- Meer dan woorden, F. Sussman
- Taaldiagnostiek bij kinderen, J. de Waal-Bogers
- Taalontwikkelingsstoornissen bij het jonge kind, B. Sanders
- Leren lezen doe je met je lijf, M. van Vuure
De luisterontwikkeling ontwikkelt zich in deze fase steeds verder door en bij ongeveer zes maanden is zelfs al sprake van ‘beurt nemen in het gesprek’. Dit houdt in dat ouder en kind om de beurt geluid maken. Het kind is dus in staat de eigen geluidsproductie te stoppen wanneer de ouder praat en weer te starten als de ouder stopt met praten.
In de fase van het vocaal spel neemt de variatie in intonatie toe en worden geluiden gekenmerkt door verschillen in toonhoogte, in luidheid, in duur en worden dikwijls verschillende geluidjes na elkaar gevormd. Dit kan klinken als ‘arra arra, uh euwhee’ en bijvoorbeeld ‘egge egge, aeiw’. Geluiden in deze fase kunnen ook omschreven worden als: pruttelen, kirren, brommen, gillen, pruttelen, lange uithalende kreetjes, schateren, fluisteren enzovoorts. De geluiden zijn in elk geval nu combinaties van klinkers en medeklinkers en tegen het einde van deze fase zijn soms ook geluiden als pa, ma, ka, te herkennen.
Doordat de baby in deze fase zo actief zijn omgeving exploreert en hierbij meer en meer gevarieerde geluiden kan produceren, ontstaat steeds vaker en langer interactie tussen kind en volwassenen. Omdat dialogen tot stand komen over onderwerpen waar gezamenlijke aandacht voor bestaat, kan naast gedeelde interesse ook gedeelde betekenis ontstaan. Dit is weer een stap dichterbij echte taal.