Wat moet een kind van 4 jaar kunnen met betrekking tot het samenspelen en delen van spullen met leeftijdsgenootjes?
Ontwikkeling delen
Over het algemeen leren kinderen tussen de twee en drie jaar om hun speelgoed met vriendjes in bepaalde omstandigheden te delen. Dit gaat echter met pieken en dalen en is erg afhankelijk van de situatie waarin het kind verkeert. Met hoeveel kinderen wordt gespeeld, wie is het speelkameraadje en wat is zijn leeftijd, hoe lang kennen zij elkaar, waar wordt gespeeld, in een vertrouwde of juist onbekende omgeving? Daarnaast is vertrouwen belangrijk om te kunnen delen; het kind moet erop kunnen vertrouwen dat hij zijn speeltje weer terug krijgt van zijn speelmaatje. Vanaf drie jaar gaan kinderen selectief delen. De mate waarin een kind wil delen hangt dan af van het feit hoe aardig hij of zij degene vindt met wie hij speelt.
Ontwikkeling samenspelen
De spelontwikkeling neemt vanaf vier jaar een grote sprong. Dit is de leeftijd dat kinderen naar school gaan en dagelijks in contact zijn met leeftijdsgenootjes. De jongste kleuters vinden het vaak nog erg moeilijk om samen te spelen en spullen te delen, maar kunnen over het algemeen wel een langere tijd naast elkaar spelen en hele simpele spelletjes spelen in 2-tallen. Bij spelletjes waarin meerdere kinderen betrokken zijn is een volwassen persoon nodig. Vanaf vijf jaar kunnen kinderen alweer veel beter samenspelen en spelletjes doen met simpele regels.
Oefening baart kunst
Het is goed om te beseffen dat de mate waarin kinderen kunnen samenspelen ook sterk afhankelijk is van hoe vaak het kind heeft kunnen oefenen met spelen en delen. Kinderen met broertjes en zusjes en kinderen die bijvoorbeeld vanaf jonge leeftijd naar een kinderdagverblijf zijn gegaan, kunnen over het algemeen al beter delen en samenspelen met anderen kinderen.
Tips voor omgaan met begrip delen
- Wanneer bij kinderen een woordenwisseling ontstaat over een speeltje, probeer uit te zoeken wie de overtreding begaan heeft. Spreek dit kind vervolgens aan met het ‘Berenboefje’ of een andere zelfbedachte naam en geef aan dat de ‘Berenboefje’ het speeltje terug moet geven en samen met jou een ander speeltje mag uitzoeken. Wanneer dit vaker voorkomt, hoef je op een gegeven moment als het mis gaat tijdens het spelen alleen nog maar te vragen: ‘Wie is de grote Berenboef?’
- Door in dagelijkse situaties ook al kinderen te leren omgaan met het begrip delen, kan dit een positief effect hebben op het delen tijdens het spelen met vriendjes. Het opscheppen van het eten kan je bijvoorbeeld ondersteunen door te praten: ‘Eén schep voor papa, één schep voor mama, één schep voor Luuk en één schep voor Daantje. Het begrip delen wordt in deze situatie ondersteund door het tellen.
- Laat je kind wanneer hij gaat spelen bij een vriendje of vriendinnetje zelf een speeltje mee nemen, die hij aan de gastheer geeft om mee te spelen. Hierdoor wordt het ijs gebroken en zal de gastheer ook meer bereid zijn om zijn speelgoed te delen. Op een gecontroleerde en ongedwongen manier leert het kind op deze manier te delen met andere kinderen.
- Laat je kind het speelgoed wat ze echt niet willen delen van te voren even op een andere kamer neerleggen als een kindje komt spelen. Er is altijd iets wat net nieuw is of speciaal van oma gekregen, dit kan je dan beter voordat het vriendje komt veilig opbergen.