Als GZ-psycholoog in de kinder- en jeugdpsychiatrie is het stellen van diagnoses een belangrijk onderdeel van mijn werk. Hierbij maken we gebruik van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). In dit handboek staan alle psychiatrische ziektebeelden beschreven, zoals angststoornissen, depressie, ADHD, autisme of persoonlijkheidsstoornissen. Er staat omschreven welke en hoeveel symptomen er (minimaal) aanwezig moeten zijn om te kunnen spreken van een bepaalde stoornis.
Etiketkinderen
Er is de laatste tijd veel discussie over het stellen van diagnoses bij kinderen. Er wordt gesproken over een ‘etiket’, ‘stempel’ of ‘sticker’. Laura Batstra schreef het boek ‘Hoe voorkom je ADHD? Door de diagnose niet te stellen’. Recent zond Zembla een reportage uit over ‘etiketkinderen’. Hierin komen vooral de nadelen van stoornissen als ADHD, ADD of dyslexie naar voren. Zoals dat gedrag tegenwoordig te veel als een probleem wordt gezien. Er wordt te snel aan de bel getrokken, óf door school, óf door ouders. Diagnoses worden te vaak gesteld. En er wordt niet goed nagedacht over de consequenties; het kind krijgt de verkeerde boodschap en zou er onzeker van worden.
Zorgvuldig
Ik ben het er mee eens dat er opgepast moet worden dat we niet overdiagnosticeren. Een druk kind heeft niet gelijk ADHD. En hogere prestatie-eisen binnen het onderwijs moeten er niet toe leiden dat een kind dat hier niet aan kan voldoen, gelijk een ‘stempel’ krijgt. Diagnoses stellen doen we dan ook niet zomaar. Ouders worden uitgebreid geïnterviewd over het ontstaan en verloop van de klachten. Tevens wordt de algehele ontwikkeling van het kind in kaart gebracht. Er wordt informatie ingewonnen bij school en eventueel eerdere hulpverlening en het kind wordt één of meerdere keren gezien voor psychiatrisch en/of psychologisch onderzoek. Alle informatie wordt bijeen gebracht en na zorgvuldige afwegen wordt besloten of er sprake is van een psychiatrische stoornis.
Diagnose opluchting?
Na het stellen van de diagnose volgt er een adviesgesprek. Hierin bespreken we de uitkomsten van de onderzoeken, de conclusie en mogelijkheden tot behandeling. In deze fase zie ik regelmatig dat het stellen van een stoornis positief kan zijn. Geen enkele ouder wil dat er iets is met zijn of haar kind, toch kan een diagnose een opluchting zijn. Veelal voelen ouders jarenlang, soms al vanaf de geboorte, dat er ‘iets’ met hun kind is, dat het ‘anders’ is. Van de omgeving, ook van nabije familie, krijgen ze te horen dat het aan de opvoeding ligt. ‘Geef hem maar een week aan mij, dan is het over’. Soms zijn ouders, tevergeefs, bij verschillende hulpverleners geweest om een antwoord te krijgen op de vraag wat er met hun kind aan de hand is.
Erkenning en herkenning
Een diagnose geeft erkenning en herkenning. Het biedt een verklaring voor de problemen en zegt iets over de oorzaak. Daarnaast geeft het aanwijzingen voor behandeling en begeleiding. Zowel voor ouders als kind kan het betekenen ‘het ligt niet aan jou’, ‘je kan er niks aan doen’ en ‘ nu weten we hoe we je kunnen helpen’. Ouders kunnen informatie zoeken en weer vooruit denken.
Een psychiatrische diagnose is niet leuk. En ja, we moeten oppassen dat we niet overdiagnosticeren. En ja, een diagnose heeft negatieve kanten. Maar weten wat er met je kind aan de hand is geeft duidelijkheid, perspectief en opent deuren naar hulp. En dat is wat veel ouders willen.
Bronnen:
- Laura Batstra. Hoe voorkom je ADHD? Door de diagnose niet te stellen
- http://zembla.vara.nl/ Uitzending etiketkinderen, 18 april 2013