Verschil ontwikkelingsstoornis en ontwikkelingsprobleem
Verschillende factoren beïnvloeden de ontwikkeling van het kind. Aanleg, de omgeving en de rijping van het centrale zenuwstelsel spelen een rol binnen de ontwikkeling van het kind. Wat is het verschil tussen een ontwikkelingsstoornis en een ontwikkelingsprobleem?
Men spreekt over een ontwikkelingsstoornis als het probleem of de problemen hun oorsprong kennen in de aanleg of rijping van het centrale zenuwstelsel van het kind. Als de problematiek door omgevingsfactoren wordt veroorzaakt spreek men van een ontwikkelingsprobleem.
Aanleg
De factor aanleg speelt een belangrijke rol binnen de ontwikkeling van kinderen. De aanleg bepaalt in feite de ontwikkelingspotentie van het kind. Het belangrijkste aspect is de erfelijkheid op basis van het genetisch materiaal (DNA van de vader en de moeder). Daarnaast valt onder aanleg ook de invloed van de baarmoederlijke omgeving op het kind en complicaties rondom de bevalling. Zo heeft een stofwisselingsziekte en bijvoorbeeld een alcoholverslaving invloed op de ontwikkeling van het kind.
Omgeving
Of de ontwikkelingspotentie, bepaald door de factor aanleg, ook daadwerkelijk tot volle wasdom komt, is afhankelijk van de omgeving waarin het kind opgroeit. Onder omgeving vallen min of meer structurele invloeden en incidentele invloeden. Structurele invloeden zijn de opvoeding, de scholing, cultuur, en bijvoorbeeld de sociaal-economische omgeving waarin het kind opgroeit. Onder incidentele invloeden worden levensgebeurtenissen geschaard zoals een geboorte van een broertje of zusje, een scheiding van de ouders, een overlijden of bijvoorbeeld een verhuizing.
Rijping
De rijping van de hersenen en zenuwbanen (centrale zenuwstelsel) is de derde factor die invloed heeft op de ontwikkeling van het kind. Na de geboorte is het centrale zenuwstelsel nog niet uitgerijpt en de hersenen hebben hun functies nog niet volledig ontwikkeld. Rond de leeftijd van 25 jaar is pas de rijping van het centrale zenuwstelsel min of meer voltooid. Zowel de factor aanleg als omgeving hebben invloed op deze rijping. De aanleg bepaalt bijvoorbeeld het tempo waarin de rijping plaats vindt en de omgeving beïnvloedt de mate waarin het proces van rijping de mogelijkheden binnen de grenzen van de aanleg benut.
Stoornis, probleem of beperking?
Samengevat kan gezegd worden dat een ontwikkelingsstoornis haar oorsprong vindt vanuit het lichaam (aanleg en rijping) en direct invloed uitoefent op ontwikkelingsfuncties. Onderscheid kan gemaakt worden tussen een stoornis in een ontwikkelingsfunctie en een stoornis in een lichamelijke functie. Men spreekt over een beperking bij een stoornis in een lichamelijke functie, bijvoorbeeld het niet kunnen zien. Bij een ontwikkelingsprobleem ligt de oorzaak buiten het lichaam (omgeving) en wordt de natuurlijke ontwikkeling tijdelijk verstoord. Zo kunnen kinderen na de geboorte van een broertje of zusje tijdelijk onzindelijk worden en/of bijzonder lastig gedrag vertonen. In aanleg of lichamelijk is er niks mis met het kind, maar de gebeurtenis heeft wel invloed op het gedrag en de ontwikkeling van het kind.
Waarom onderscheid maken?
Voor het kiezen van de juiste vorm van hulpverlening kan het van belang zijn om onderscheid te maken tussen een stoornis of probleem. Een stoornis kan niet weg genomen worden en de hulpverlening zal zich meer moeten richten op het leren leven met de stoornis en het aanpassen van de omgeving op de situatie, eventueel in combinatie met medicatie. Bij een ontwikkelingsprobleem zal de hulpverlening meer gericht zijn op het weg nemen van het probleem door te kijken naar de omgevingsfactoren die belemmerend zijn voor de ontwikkeling van het kind.