Leren spelen
‘Tijn kan zo goed alleen spelen’, zegt de crècheleidster tegen me. ‘Hij is lekker met het speelgoed bezig en komt af en toe een knuffel geven’. ‘Eeeeh ja’, stamel ik verbaasd, ’thuis gaat dit even anders’.
Naar mijn idee is Tijn helemaal niet zo’n speler. Hij is geen uren achter elkaar bezig met autootjes, blokken, duplo, tekenen of puzzels. Hij loopt door de kamer, kijkt wat in de speelgoeddozen zit, haalt er iets uit, speelt er mee en gaat weer door naar het volgende. Regelmatig komt hij naar me toe met speeltjes: ‘Aan’ (iets moet aangezet worden), ‘Open’ (ik moet een bal uit een doosje halen) of ‘Op’ (de zitting van de loopauto moet er weer op). Daarnaast moet ik ‘af’ om iets voor hem te pakken, waarbij hij me zachtjes van de bank duwt, of ben ik bezig met corrigeren. En tussen dat alles door lezen we samen boekjes, heel veel boekjes. Het liefst elk verhaaltje tien keer.
Een dag met Tijn is door dit alles onwijs leuk, maar ook heel intensief en vermoeiend. De opmerking van de crècheleidster zet me aan het denken. Misschien geef ik hem wel té veel aandacht. Ik ga vaak op zijn verzoeken in, iets wat op het kinderdagverblijf natuurlijk niet kan. Terwijl ik dit overdenk, lees ik een artikel waarin staat dat sommige kinderen moeten léren spelen. Wellicht geldt dit ook voor Tijn, denk ik, en besluit om hiermee te beginnen.
De volgende dag wil ik het gelijk in praktijk brengen. Ik ga naast Tijn op de grond zitten en vraag of hij met de Duplo wil spelen. “Ja’, antwoord hij vastberaden. Mooi, dat begint goed. Enthousiast ga ik de blokken zoeken. Nadat ik genoeg heb begin ik met voordoen hoe je de stenen op elkaar zet. Alleen; Tijn zit er niet meer. Ik kijk op en zie hem op de bank zitten. Met de Ipad. Hmmm, hier klopt iets niet…..Bijna 2-jarige op de bank met een Ipad en moeder op de grond met Duplo.
Nou ja, wat maakt het uit. Ik ga lekker verder met het bouwen van mijn toren. Dan leert Tijn mij straks wel hoe je een spel op de Ipad speelt.