De vroeglinguale (vroegtalige) periode (1 – 2,5 jaar)
Met de vroeglinguale periode wordt gemiddeld de periode aangeduid van 1 jaar tot de leeftijd van 2 jaar en 6 maanden. Voor de buitenwereld lijkt nu pas echt de taal van het kind op gang te komen. Het kind zet gedurende de vroeglinguale periode de eerste stap van brabbelen (expressief jargon) naar betekenisvol taalgebruik!
Twee aspecten van de taal ontwikkelen zich ten opzichte van de prelinguale periode nu duidelijk: de eerste geproduceerde woorden (semantiek actief) en het samenvoegen van deze woorden tot de eerste primitieve zinnetjes (syntaxis actief). Ook de passieve woordenschat breidt zich flink uit en de communicatieve interactie met de omgeving neemt weer sterk toe.
Boekentips taalontwikkeling kinderen:
- Taalontwikkeling van het kind, A. Schaerlaekens
- Liefde voor letters en lezen, H. van den Berg
- Al pratend wijs!, E. Bogers
- Taalontwikkeling en taalstimulering kinderen, S. Goorhuis-Brouwer
- Leren praten met plezier, E. Weitzman
- Praten doe je met zijn tweeën, E. Weitzman
- Meer dan woorden, F. Sussman
- Taaldiagnostiek bij kinderen, J. de Waal-Bogers
- Taalontwikkelingsstoornissen bij het jonge kind, B. Sanders
- Leren lezen doe je met je lijf, M. van Vuure
Overgang presymbolische naar symbolische fase
De overgang van de prelinguale naar de vroeglinguale periode noemt men ook wel de overgang van de presymbolische naar de symbolische fase. In de presymbolische fase begrijpen kinderen nog niet de betekenisfunctie van taal. Zij ervaren klanken, woorden en gebaren nog niet als aparte signalen, maar als één geheel.
Op het moment dat het kind het besef ontwikkelt dat woorden verwijzen naar voorwerpen, situaties en emoties, wordt gesproken over de symbolische fase. Vanaf dat moment bestaat taalgebruik niet alleen uit een ‘spreker’ en een ‘luisteraar’, maar ook over een onderwerp waarover wordt gesproken. De deur is geopend naar een objectieve wereld en het onderscheid tussen ‘ik’ en de ‘omringende wereld’ kan zich vanaf nu ontwikkelen.